
Het is zover, onze zomervakantie komt in zicht. We willen met de hobby-auto van manlief en onze nieuwe tweedehandse caravan drie weken door Europa trekken. Manlief checkt de auto uitgebreid en constateert dat er nog wel iets moet gebeuren. We willen voorkomen dat we onderweg de caravan verliezen. Er wordt professionele hulp ingeschakeld en dagenlang wordt er flink geslepen en gelast aan
onze Landrover Defender. Ik ben de ochtenden druk met overleven op het werk. Het opstarten na mijn thuisperiode valt me tegen. Overige uren spendeer ik aan het plannen van onze reis. We hebben de neiging om onze vakantiebestemming vaak last-minute te wijzigen en ook nu gaat het alle kanten op. Zweden (mag de hond niet loslopen), Denemarken (spreekt manlief niet aan), de Ardèche (te druk en te warm) of Normandië (‘mwah’ van mijn kant). Ik kom uit op Duitsland en Oostenrijk, dat vind manlief ook leuk. De dag voor vertrek hebben we zelfs een planning: we starten in Sauerland, zakken dan af naar Beieren en gaan via Luxemburg weer huiswaarts. Oostenrijk lijkt me bij nader inzien toch wat ver. We doen boodschappen en vooral de voorraad drank die we inslaan is indrukwekkend. We pakken de caravan in en nemen afscheid van (schoon)kinderen en kleinzoon. De volgende ochtend loopt alles gesmeerd. De zon schijnt, Bentley springt vrolijk achterin en daar gaan we. We besluiten snelwegen te mijden om ontspannen van ons avontuur te genieten. Na een uurtje of 2 zijn we nauwelijks opgeschoten. Het rijden met een caravan dwars door dorpjes blijkt toch niet zo romantisch als we ons hadden voorgesteld. De temperatuur in onze airco-loze auto loopt flink op. Plotseling begint de auto hevig te schudden. Manlief weet ons veilig naar de kant te krijgen en dan is het schudden voorbij. We wijten het aan het slechte wegdek en rijden verder. Een uurtje later schudt de auto plotseling weer hevig en we kijken elkaar verschrikt aan. We zitten dichtbij een camping en besluiten daar naartoe te rijden. We komen zonder brokken aan en, gelukkig, er is plek. Als we het hoognodige hebben uitgepakt belt manlief de ANWB. Het is inmiddels avond en we spreken af dat de ADAC (Duitse wegenwacht) de volgende dag komt. We zitten goed, we hebben te eten en te drinken en kunnen douchen en slapen. De volgende ochtend zien we de ADAC de camping oprijden. De monteur ziet al snel wat er mis is. Alle werkzaamheden aan de achterkant van de Defender zijn niet voor niets geweest, dit ziet er prima uit. We blijken problemen met de vooras te hebben. Hij belt naar de dichtstbijzijnde garage, maar deze durft de reparatie niet aan. Het advies is om de auto naar een Landroverdealer te brengen. Manlief belt weer met de ANWB (“U bent de meneer van de Landrover, toch?”) om te overleggen. De dichtstbijzijnde dealer zit 130 km zuidwaarts en zo’n afstand mag de ADAC niet zomaar afslepen. Bovendien blijkt de betreffende dealer veel te druk om de reparatie binnen drie weken te doen. Na veel over en weer bellen komen we overeen dat onze auto naar de dealer in onze woonplaats wordt gebracht, 160 km terug. Maar dan moet er ook nog een vervangende auto komen. Eerst oppert de dame van de ANWB dat we geen leenauto nodig hebben, want we zijn toch al in Duitsland op vakantie? We leggen uit dat dit niet onze vakantiebestemming is. Dan komt ze op het idee om de leenauto in München op te halen. Dat lijkt ons niet ideaal, want hoe overbruggen we de ca. 580 km zonder auto en met caravan?! Ze besluit een auto uit Nederland te laten komen. Met trekhaak en voldoende ruimte voor ons hondenkind. Onze kamperende buurman volgt de ontwikkelingen op de voet. Hij leeft enthousiast mee en brengt ons een fles wijn, onwetend van onze voorraad. Ik laat het maar even zo. De volgende dag arriveert onze leenauto, een spiksplinternieuwe Volvo V70. Na drie dagen kunnen we weer verder. Bentley past zich moeiteloos aan en ligt prinsheerlijk achterin. Af en toe steekt ie z’n kop even boven de bank uit. We twijfelen of ie op de navigatie kijkt of dat ie checkt of wij er nog zijn. De reis loopt voorspoedig en we zakken verder Duitsland in. In de buurt van Würzburg zoeken we een camping. Daar besluiten we onze hoofdbestemming weer te wijzigen. We willen zon en komen uit op Karinthië (Oostenrijk). Na een volgende overnachting in Oostenrijk zoek ik onderweg alvast een camping aan de Faaker See. Ik bel of er plek is. Helaas, maar er wordt me verzekerd dat er op de camping van broer Franz (twee kilometer verderop) voldoende plek is. Ik noteer het nummer en bel Franz. Bingo! Als we aankomen scharrelen we achter de 70-jarige mopperende Franz aan. We geven aan wat we willen; ochtendzon, een leuk uitzicht en ruimte voor Bentley. Franz denkt nog steeds mopperend mee en wijst een plek aan die aan onze wensen voldoet. De camping en deze plek blijken een gouden greep. In de twee weken die volgen vullen we onze dagen met leuke uitstapjes, mooie bergwandelingen, gezellig winkelen en genieten van lokale gerechten. Ook Bentley vind het zichtbaar leuk. Iedere namiddag/avond volgen we vanaf onze plek al gniffelend de stoet binnenkomers die door mopper-Franz naar een plek worden gewezen. En altijd komt hij daarna even bij ons langs om zijn beklag te doen. We steunen Franz waar we kunnen. Dan zijn twee weken plots voorbij en is het tijd om op te breken, de leenauto moet retour. De laatste avond doen we nog een drankje met onze dierbare mopper-Franz. Eenmaal op de terugreis kijken we tevreden terug. Manlief oppert dat we misschien toch wel meer camping-mensen zijn dan we eigenlijk willen. Ik kan niet anders dan dat beamen…