
Het is zover: ons tweede kampeerseizoen breekt aan. Sinds vorig zomer zijn we trotse eigenaren van een caravan. Zo kunnen onze honden gezellig mee op vakantie. We halen de caravan uit de stalling en zetten ‘m bij huis. Als Bentley, onze altijd-nerveuze-Weimaraner/Duitse Staande, de caravan ziet staan begint hij blij te kwispelen. Zodra we de deur openen springt ie er direct in met in zijn kielzog
Rover, onze vrolijke Weimaraner pup. Terwijl wij de boel inspecteren, klaarmaken en inpakken, drentelen de honden achter elkaar aan, caravan in, caravan uit. Het eerste weekendje wordt gepland; we gaan een paar dagen naar de Veluwe. De heenreis verloopt prima en na aankomst installeren we ons op onze ruime plek. Ondanks kou en regen lijken beide honden zich goed te vermaken. De avonden drijft de temperatuur ons op tijd de caravan in. De nachten zijn koud maar verlopen goed. Rover geeft netjes aan wanneer hij eruit moet en manlief ontfermt zich hierover. Het kampeerweekend is geslaagd en weer thuis plannen we de volgende minivakantie. We zoeken het nu iets verder van huis en vinden een geschikte camping in Luxemburg. Onze vertrekdatum nadert, we pakken de caravan weer in en dan gaan we weer. De zon schijnt, het is rustig op de weg en we nemen alle tijd voor de reis. Na aankomst zoeken we een rustige en schaduwrijke plek aan de rand van de camping. Dit beloven vier mooie dagen te worden. En Luxemburg bevalt ons goed; we wandelen, luieren, bekijken de omgeving, genieten van het weer en van het mooie uitzicht. Ook Bentley en Rover genieten; Bentley rolt graag door het gras terwijl Rover het liefst op schoot ligt. De nachten zijn de honden toch wat onrustig. Rover kauwt dan weer op een stiekem naar binnen gesmokkelde dennenappel, dan weer weet ie één van mijn sneakers aan te vreten. Ook moet hij er ’s nachts vaak uit. En vier onderbroken nachten op een rij doen ons geen goed, we worden wat moe. De laatste nacht in Luxemburg horen we Rover, hij moet naar buiten. Het is bijna half zes als manlief slaperig uit bed stapt. Bentley wil ook mee. Even later hoor ik de caravandeur weer sluiten. Slaapdronken heb ik het gevoel dat er iets niet klopt, maar ik kan het niet duiden. Manlief gaat weer naast me liggen en al snel vallen we weer in slaap. Na een paar minuten schrik ik wakker. Ik denk dat er maar één hond in de caravan is. Voorzichtig richt ik me op en probeer te ontdekken of mijn vermoeden klopt. Het is te schemerig, ik kan het niet zien. Ik overtuig mezelf ervan dat ik me vergis. Maar dan wordt Rover steeds onrustiger, hij springt tegen ons bed. Manlief maant ‘m te gaan slapen. Om een uurtje of zes schrikken we weer wakker van een korte maar kordate blaf. Mijn echtgenoot mompelt slaperig tegen me dat dat Bentley is. Ik antwoord dat het geblaf van buiten komt en ik realiseer me dat mijn gevoel klopte. We kijken elkaar verschrikt aan en manlief springt uit bed. Hij opent de deur, Bentley komt binnen, installeert zich op zijn plek, zucht diep en gaat slapen. Rover nestelt zich tevreden tegen hem aan. Verbaasd dat onze altijd-nerveuze hond nu zo kalmpjes oogt, kruipen ook wij weer in bed. Als we een uurtje later opstaan voor onze ochtendwandeling, kunnen we niet ophouden met lachen. Bentley vindt het minder grappig; hij kijkt ons licht verwijtend aan en wijkt geen minuut van onze zijde. Terwijl we hem extra vaak knuffelen beloven we hem dat het nooit meer zal gebeuren!