
Alweer 30 jaar geleden komen manlief en ik elkaar tegen in het lokale uitgaansleven. De vonk springt over, we krijgen verkering. Ondanks dat manlief bij mij thuis niet welkom is, zetten we door. We zijn jong, onbevangen, vol vertrouwen en dolverliefd. Op een zaterdagmiddag pik ik mijn lief bij hem thuis op om samen te gaan winkelen. Zijn ouders zijn niet thuis en als ik mijn jas gracieus over mijn
schouders wil zwieren, neem ik de vaas achter me mee. Met een harde klap valt ie in ontelbare scherven op de vloer. Niet te lijmen, lijkt ons. Ik vraag bezorgd of de vaas een erfstuk of iets van emotionele waarde is, maar mijn lief denkt van niet. We ruimen de scherven op en gaan. Als het moment daar is dat zijn ouders me graag willen ontmoeten, kan ik alleen nog maar aan de vaas-in-scherven denken. De dag breekt aan en ik ben nerveus. Maar de ontmoeting verloopt hartelijk en ik voel me op mijn gemak. Dapper breng ik de kapotte vaas ter sprake. Ik bied mijn schoonmoeder-to-be mijn excuses aan en beloof een nieuwe vaas te kopen. Ze verzekert me dat dit echt niet nodig is, lachend voegt ze eraan toe dat scherven geluk brengen. Ik vind ‘r nu al leuk. De verkering tussen manlief en mij wordt steviger. De eerste keer dat ik word uitgenodigd om te blijven eten vraagt mijn schoonvader-to-be of ik toevallig weet wat een papegaai kost. Kijk, daar weet ik wel iets van, ik ken iemand met een papegaai. Zelfverzekerd antwoord ik dat papegaaien erg dure vogels zijn, die bovendien specifiek onderhoud vergen. “Oh”, antwoordt hij droog, “dan eten we toch maar kip vandaag”. Even weet ik niet hoe ik moet reageren, totdat mijn schoonmoeder schaterlachend uit de keuken komt en haar man maant om mij niet zo te plagen. Ik kan niets anders dan meelachen. De tijd verstrijkt en schoonmama en ik hebben een klik. We bouwen zorgvuldig aan onze schoonmoeder-schoondochter-relatie. Na verloop van tijd wennen ook mijn ouders aan het feit dat manlief een blijvertje is; we verloven ons en verhuizen met z’n tweetjes naar Zwolle voor ons gezamenlijke leven in een nieuwe stad. De families komen regelmatig langs en altijd is mijn schoonmama de vrolijke noot die al babbelend iedereen op zijn of haar gemak stelt. Manlief en ik trouwen en twee jaar later wordt oudste zoon geboren. Het contact tussen schoonmama en mij wordt intenser, we bellen elkaar dagelijks om gezellig bij te kletsen. Ze voelt me goed aan. In aanloop naar manlief z’n eerste Vaderdag is het de bedoeling om wederzijdse vaders te bezoeken, maar dan wordt onze babyzoon ziek. Hij heeft hoge koorts. We bellen de familie dat we niet kunnen komen. Mijn schoonouders besluiten spontaan om dan maar naar ons te gaan. Als ze er zijn overhandigt mijn schoonmoeder ons een cadeau; een prachtige glazen fruitschaal met dikke bodem, met een bijpassende asbak. Als ik vraag waarom ze ons zo verrassen, legt schoonmama uit dat dit alvast is voor de nieuwe woning die we over een paar maanden zullen betrekken. Manlief en ik schieten in de lach, dat kan ook dan toch nog wel? Maar ze weet van geen wijken en grapt dat dit haar erfenis is. We horen een ondertoon die geen tegenspraak duldt. We nemen de schaal en de asbak aan en geven het een prominente plek op onze eettafel. De dag verloopt gezellig, ondanks dat schoonmama zich wat zorgen maakt om haar ‘kleine man’, zoals ze haar kleinzoon liefkozend noemt. Zoonlief knapt goed op en een paar weken later worden we ’s nachts wakker van een enorme knal in huis. Het klinkt alsof er een baksteen door ons raam is gegooid. We staan geschrokken op en sluipen, op het ergste voorbereid, de trap af. Beneden zien we niets ongewoons en we gaan weer slapen. Als het ochtend is valt mijn oog op onze nieuwe glazen fruitschaal. Het lijkt alsof er een enorme barst rondom loopt. Ik weet zeker dat die barst er de vorige dag nog niet in zat. Ik begrijp er niets van en til de fruitschaal op. Tot mijn verbazing staat dan alleen de dikke glazen bodem nog op tafel. Dat moet de knal van vannacht zijn geweest, dat kan niet anders. Mij bekruipt een unheimlich gevoel en ik neem me voor om later die dag mijn schoonmoeder over dit raadselachtige gebeuren te vertellen. Manlief vertrekt naar zijn werk, ik heb een vrije dag. Aan het eind van de ochtend bel ik, zoals gebruikelijk, mijn schoonmama maar ik krijg haar niet te pakken. Dit voelt niet goed… Die middag staan mijn ouders onverwacht voor onze deur, ze komen met de loodzware taak om ons te vertellen over een noodlottig ongeval. Het nieuws dringt nauwelijks tot ons door. Als in een roes pakken we wat spullen in en we vertrekken naar mijn schoonvader. Onderweg gaan onze gedachten alle kanten op. Plotseling denk ik aan de vannacht kapot geknapte fruitschaal, haar erfenis voor ons. Tranen wellen op, mijn hart doet pijn. Ik realiseer me dat vanaf nu niets meer hetzelfde zal zijn, mijn schoonmama is er niet meer.