
Het is alweer zo’n jaar of 12 of 13 geleden dat ik voor een collega ben gevallen. Letterlijk. Het is nog voordat ik in de marketing en communicatie werkzaam ben. Ik werkte voor een van de faculteiten van onze universiteit, in een ondersteunende functie. Het is een werkdag als vele andere. Ik heb het reuze naar mijn zin, zit heerlijk in mijn eigen kantoor achter mijn bureau. Het whiteboard achter me
heb ik volgehangen met foto’s van mijn twee jongens. Muziek staat aan en ik schiet lekker op met mijn taken voor die dag. Mijn kantoor bevindt zich bijna aan het einde van de gang en is aan de ene kant verbonden met het kantoor van de directeur, en aan de andere kant met het kantoor van mijn twee naaste collega’s. We hebben onze tussendeuren bijna altijd wagenwijd open, zo houden we contact en bovendien is het gezellig. Ik ben druk, druk om mijn werk voor die dag af te krijgen. De dag vordert en na de lunchpauze heeft mijn baas een afspraak met een collega-directeur. Als hij binnenkomt, hoor ik door de openstaande deur dat mijn baas nog aan de telefoon zit. Ik vraag ik de collega-directeur om aan het lege bureau tegenover me plaats te nemen en te wachten tot mijn baas zover is en hij naar binnen kan. Ondertussen ga ik gewoon verder met mijn werk. Al met al duurt het toch wat langer dan collega-directeur en ik hadden verwacht. Ik haal een kop koffie voor hem en voor mezelf, neem weer plaats achter mijn bureau en we raken aan de klets. Efficient is my middle-name, dus terwijl we gezellig zitten te kletsen druk ik op de ‘print-button’ van mijn computer. Ik bedenk me dat, zodra de collega-directeur bij mijn baas zit, ik dan mooi direct mijn documenten van de printer kan plukken, want ik vind het toch een beetje onbeleefd om tijdens ons gesprek van mijn plek op te staan. Dus we kletsen nog even gezellig door. Maar dan vind ik het wel welletjes, het duurt nu wel erg lang eer mijn baas beschikbaar is en ik ben best wel druk. Ik zie dat collega-directeur er hetzelfde over denkt, hij kijkt voorzichtig op zijn horloge. Het is om in te grijpen en ik besluit mijn hoofd om de deur bij mijn baas te steken en hem te laten weten dat zijn afspraak al even op hem zit te wachten. En voor mij om mijn benodigde papieren van de printer op te halen. Enthousiast spring ik van mijn bureaustoel op, voel dat de puntige neus van mijn rechterlaars in mijn linker (wijde) broekspijp blijft haken en voordat ik het weet lig ik languit op de grond. Pal voor de voeten van de collega-directeur. Hij kijkt me verschrikt aan. Ik schaam me te pletter, letterlijk en figuurlijk. Mijn gedachten gaan razendsnel en ik kom tot de conclusie dat ik hier op geen enkele manier galant bovenuit kom. Ik moet maar proberen van deze gênante situatie het beste te maken. Terwijl ik op handen en voeten overeind kom, kijk ik ‘m vriendelijk aan en zeg glimlachend tegen hem: “dit gebeurt je vast niet iedere dag, hè, dat de vrouwen aan je voeten neervallen?”. Eerst lijkt hij met stomheid geslagen, maar dan begint ie voorzichtig te grinniken. Als ik mezelf en mijn ego weer in de benen heb gehesen, zie ik dat ook mijn baas op de klap is afgekomen. Hij staat in de deuropening en staart me met grote ogen aan. Ja hoor, dat heb ik weer… uitgerekend nu is ie klaar met telefoneren. Collega-directeur herpakt zich ondertussen en vraagt vriendelijk of ik me bezeerd heb. Terwijl ik met een scheef oog naar mijn baas kijk zie ik dat hij enorm zijn best doet om zijn lachen in te houden. Ik antwoord dat vooral mijn ego pijn doet. Dan barsten we alle drie in lachen uit. Dit is voor mij het moment om de aftocht te blazen, geef aan dat ik mijn beschadigde ego in de luwte bij mijn twee naaste collega’s, graag weer wil oppoetsen, bij voorkeur voorzien van troost en koffie. In koor roepen beiden dat ik van harte welkom ben. Mijn baas en zijn collega-directeur gaan, nog steeds gniffelend, het kantoor van mijn baas in. Ik scharrel nog steeds beduusd naar het kantoor aan de andere kant, waar ik liefdevol wordt opgevangen door mijn twee naaste collega’s. Ze zijn fantastisch; ze hebben zich al die tijd netjes ingehouden, maar nu willen zij ook graag weten waar de klap vandaan kwam. Zodra ik binnen ben, krijg ik een stoel en een kop koffie voor de schrik. Dan doe ik uit de doeken wat me is overkomen, en vooral bij wie. Na de eerste steunende woorden komen ook zij niet meer bij van het lachen. En ik kan niet anders dan meedoen. En de collega-directeur? Iedere keer als ik hem tegenkom op onze mooie universiteit, groeten we elkaar beleefd en dan lopen we allebei grinnikend door.