
Al jaren erger ik me aan mijn steeds schever wordende (voor)tanden. Als ik mezelf op een foto terugzie waarbij het gewoon lijkt of ik een voortand mis, is de maat vol. Ik heb al een afspraak voor mijn halfjaarlijkse controle en ik besluit het dan gelijk maar eens met mijn tandarts te bespreken. Een week of twee later lig ik in de stoel en als de tandarts vraagt hoe het met me gaat, begin ik over mijn
steeds schever wordende tanden. Hij kijkt en geeft aan dat het nu inderdaad wel tijd is om er wat aan te doen. Mits ik dat zelf wil natuurlijk. Daar wil ik wel wat meer van weten, maar eerst moet de reguliere controle gedaan. Als dat klaar is, neemt hij de tijd om te bekijken wat de mogelijkheden zijn en welke kosten daarbij komen kijken. Hij adviseert een slotjesbeugel, boven en onder, geeft aan welke kosten daarmee gemoeid zijn en hoe lang het hele circus naar verwachting zal gaan duren. Maar bovenal adviseert hij me vooral om eerst met mijn verzekering uit te zoeken wat ik eventueel vergoed krijg. De volgende dag bel ik mijn zorgverzekeraar en leg uit wat ik van plan ben. Nadat mijn gegevens erbij zijn gehaald hoor ik dat de kosten voor beugels niet worden vergoed, tenzij ik mijn verzekering aanpas. Maar dat kan dan pas vanaf het nieuwe kalenderjaar en mijn premie zal wat omhoog gaan. Ik weet genoeg. Die avond bespreek ik met manlief mijn dilemma; ik wacht een half jaar, zet mijn verzekering om, betaal meer premie en krijg een deel van de kosten vergoed. Óf ik maak de afspraken op korte termijn, betaal alle kosten zelf en ben uiteindelijk een half jaar eerder klaar. Hogere premie, later starten, een klein deel van de kosten terug krijgen of alles zelf betalen en de vaart erin. Ik ga voor het laatste! Een paar dagen later bel ik mijn tandarts, geef aan dat ik een beugel wil en maak een afspraak voor een definitief oordeel. Een paar weken later lig ik weer in de stoel. Naast een slotjesbeugel bovenin mijn mond, moet ik ook een slotjesbeugel onderin luidt het oordeel. Ik schrik inmiddels niet meer zo snel van hetgeen erbij komt kijken en geef vastberaden aan dat ik ervoor ga. De tandarts begeleidt me persoonlijk naar de balie, misschien is ie bang dat ik onverrichter zake naar buiten peer, en legt de assistente uit welke afspraken ze voor me moet inplannen. Als ik hoor dat het wel een paar maanden kan duren voordat hun eigen orthodontist plek heeft, is de teleurstelling van mijn gezicht af te lezen. De tandarts ziet het aan me en verzoekt zijn collega om wat voor me te fixen. Dat lukt, en even later sta ik met een reeks aan afspraken weer buiten. Een paar weken geleden is het zover; er worden afdrukjes gemaakt. De jongedame die dit bij me zal doen heeft zelf ook slotjesbeugels. Ze vertelt me, zonder noemenswaardig slissen, dat het haar erg meevalt. Ik vind het goede reclame. De afdrukjes zijn snel gemaakt en dan begint het wachten tot de week erna mijn beugels worden gemonteerd. De dagen vliegen voorbij en voor ik ’t weet stap ik de praktijk weer binnen. Als ik word opgehaald, ga ik een beetje nerveus mee en kruip ik in de stoel. De orthodontist merkt het en stelt me direct op mijn gemak. Ik ga liggen, probeer te ontspannen en open mijn mond. Ik ben degene die dit wil. Zodra de orthodontist begint met de behandeling, begint ze ook te kletsen. Anderhalf uur lang kletst ze vermakelijk door en door; over haar vak, over haar kinderen en over de praktijk. En ik draai op commando mijn hoofd om, open mijn mond nog verder terwijl ik zo nu en dan instemmend grom en grinnik als reactie op haar verhalen. Ze kletst maar door en ik kan niet meedoen. Ik geef me gefrustreerd en zwijgend over. Dan zitten de slotjes op mijn tanden en loopt er netjes een draad door. Net als ik rechtop wil gaan zitten, word ik weer in de stoel gedrukt. De tandarts komt binnen om naar het eindresultaat te kijken. Ik moet weer mijn mond openen, hoor beiden gezellig kletsen terwijl de tandarts me bemoedigend op mijn schouder klopt. Beiden zijn tevreden en dan mag ik ein-de-lijk weer rechtop. Onwennig voel ik met mijn tong aan de beugels. Op de vraag of het meeviel, geef ik voorzichtig slissend antwoord dat het prima ging, behalve het feit dat ik al die tijd geen woord kon uitbrengen en niet kon reageren op haar gezellige verhalen. De orthodontist glimlacht en antwoordt dat ze zich dat heel goed realiseert. Ik kijk haar met grote ogen aan en ben met stomheid geslagen. Dan moet ik lachen, ik vind het briljant! Nadat ze me een spiegel heeft overhandigd en heeft uitgelegd hoe het poetsen gaat, lopen we samen naar de balie om de eerste controleafspraken in te plannen. Ze geeft me een hand en dan ben ik good to go. In de auto onderweg naar huis praat ik de hele weg hardop tegen mezelf. Dat is nodig, om te horen of ik erg slis, maar ook om een stuk van de gemiste anderhalf uur in te halen.